Ik zit hier. Aan mijn bureau. Een mok dampende “Seizoensthee Winter” naast me, klaar om de uitdagingen van de dag aan te gaan. Mijn tekstverwerker lonkt uitnodigend. Maar ik ben al gesloopt. Niet door levensvragen of wereldproblemen, maar door wat ik net heb doorstaan.
Het begon met het theezakje. Het soort moment dat rust zou moeten brengen. Als een klein kind stond ik al naar de mok te grijnzen, het theeritueel in gedachten doornemend. Eerst het zakje, dan het koordje over de rand, het etiket netjes buiten de mok… Een moment van eenvoudige voldoening, dacht ik. Maar zoals bij veel rituelen ligt de duivel in de details.
Ik tilde het zakje voorzichtig op, met het soort zorg waarmee men een porseleinen vaas verplaatst. Maar het universum had andere plannen. Krrt. Het etiket scheurde los, net voordat ik het veilig op de rand kon laten rusten. Een seconde bleef ik staan, stil, alsof de wereld even op pauze ging. Daar bungelde het koordje: nutteloos, verloren, als een kind dat zijn ballon uit de vingers liet glippen. Ik kon het alleen nog maar machteloos aanstaren.
Toch gaf ik niet op. Met een lepel begon ik een reddingsoperatie, als een duiker die een gezonken schat probeert te bergen. Maar zoals altijd was het al te laat: het zakje zakte naar de bodem van de mok, opgegeven, overgegeven. De thee trok. Ik trok ook, maar dan aan het kortste eind.
En dat was pas het begin. Want toen was er de fles Listerine – dat plastieken fort dat, zonder waarschuwing, de volgende ronde inluidde van mijn ochtendstrijd.Dat plastiekje is echt het ultieme bewijs dat sommige dingen ontworpen zijn om tegen ons te werken. Alsof er ergens een sinistere ontwerper zit die denkt:
“Laten we een dop maken die mensen verhindert om bij de inhoud te komen. En om het extra leuk te maken, voegen we een ondoordringbare laag plastiek toe. Geen grip, geen hoop.”
Gewapend met een nagelschaartje en een aardappelmesje ging ik de strijd aan. Het plastic won aan tijd, ik verloor aan waardigheid. En bloed. De dop? Die lag er onaangeroerd bij.
Frisse adem mag dan kostbaar zijn, maar wie had gedacht dat je er lichamelijke offers voor moest brengen?
Het zijn deze momenten die ons vormen, denk ik dan. Niet de grote triomfen of tragedies, maar de kleine, absurde veldslagen van het leven. De bouillonblokjes die verpulveren, de USB-stick die zich tegen alle logica in verzet – driemaal draaien terwijl er maar twee kanten aanzitten – en de verse rol wc-papier die nooit afscheurt waar het zou moeten. Het zijn de momenten die je later vertelt met een glimlach, maar die je op het moment zelf doen twijfelen aan alles wat je ooit dacht te kunnen.
Misschien zijn het geen obstakels, maar verhalen. Misschien ligt de schoonheid van het leven in deze kleine sabotages, die je met bloedende vingers en lichte frustratie toch trotseert. Want uiteindelijk zit je daar tóch, met je mok thee – zonder koordje, maar gewonnen.
En terwijl ik een slok neem, grijns ik opnieuw. Want zoals een kind altijd wel een nieuwe ballon vindt, vind ik morgen ongetwijfeld weer een nieuw gevecht.
© 2024 R. Ambroos – Najaarsbeschouwingen
Reactie plaatsen
Reacties