Er zijn momenten in het leven die ongemerkt voorbij lijken te gaan. Ze komen en gaan, zoals bladeren in de herfst door de wind worden meegevoerd. Toch blijven sommige van die momenten achter, niet als scherpe herinneringen, maar als zachte flarden die je op onverwachte momenten weer voelt. Vaak zijn het juist de kleinste dingen die het diepst in ons blijven hangen.
Tijdens een wandeling met mijn jongste zoon, Lev, in 2011, liepen we over wat ooit een helder zebrapad was. De verf was al jaren aan het vervagen, zoals zoveel dingen dat doen zonder dat je het echt doorhebt.
Lev, met zijn scherpe observatievermogen, zei: "Dit is het oude voetpad, hm, eh?"
Ik corrigeerde hem zachtjes: "Het zebrapad."
Hij knikte serieus: "Ja, zebrapad. Ge ziet het bijna niet meer."
Ik dacht dat het gesprek hiermee klaar was, maar toen kwam zijn meesterlijke afsluiter:
"Ja, maar de blinden kunnen het nog gebruiken..."
Ik stond met mijn mond vol tanden. Het was zo’n moment waarop je niet weet of je moet lachen, uitleggen of gewoon het genie van een kinderlijke gedachtegang moet erkennen. Voor hem was het logisch: als je het niet kunt zien, dan maakt het niet uit dat het bijna weg is.
Nu, jaren later, denk ik vaak terug aan dat soort uitspraken. Kinderen hebben een gave om de wereld te bekijken zonder de bagage van 'volwassen logica'. Misschien kunnen wij volwassenen daar nog wat van leren: niet alles hoeft perfect zichtbaar te zijn om waarde te hebben.
Soms is het de kinderlijke eenvoud die ons eraan herinnert dat er meer manieren zijn om de wereld te zien dan die we al kennen.
© 2024 R. Ambroos – Najaarsbeschouwingen
Reactie plaatsen
Reacties